Karolien Vaes

Onze-Lieve-Vrouwstraat 36
3020 Herent

 

T. 0479/35.58.34
E.

Algemene motoriek

De drie basispeilers van psychomotoriek worden samen de algemene motoriek genoemd.

 

  • Kennis over het eigen lichaam: het lichaamsidee geeft weer hoe het kind denkt over zijn eigen lichamelijkheid en motorisch kunnen. Het lichaamsbesef is de informatie die het kind heeft over zijn eigen lichaam: grootte, positie ven de ledematen t.o.v. elkaar, uitgevoerde bewegingen, nadoen van houdingen, lichaamsdelen benoemen, kindje kunnen tekenen,…
    Lichaamsbesef is zeer belangrijk voor het leren van motorische vaardigheden. In het lichaamsplan liggen al de geautomatiseerde bewegingen vast, welke verworven worden door langdurige herhaling.
  • Schrijfvaardigheid: het schrijven is een complexe bewegingsvaardigheid bestaande uit meerdere doelgerichte bewegingen. Het vereist zowel motorische als cognitieve vaardigheden. Het is een voortdurend samenspel tussen motoriek en informatie van de zintuigen. Moeilijkheden bij het ‘leren schrijven’, zelfs als zij niet van ernstige aard zijn, kunnen zelfs verergeren onder ongunstige omstandigheden (bv geen goede polsbeweging, geen goede glijbeweging, te snel tempo, te traag tempo,…) tot een dysgrafie (= gebrekkig of slecht schrijven). Daarnaast zijn er nog een aantal andere schrijfvoorwaarden die belangrijk zijn: het juiste schrijfmateriaal, een goede schrijfhouding, een goede pengreep, een correcte instructie,…
  • Visuomotoriek: dit is het omzetten van een visuele waarneming in een motorische handeling. Problemen hierin kan resulteren in moeite hebben met meer complexe vaardigheden waarbij het waarnemen, plannen en uitvoeren van de beweging sterk samenhangen (bv schrijven op lijntjes, op de lijn knippen, figuren overtekenen,…maar ook lezen en rekenen)
  • Lateralisatie: dit is verbonden met het begrip hersendominantie en handvoorkeur. Onze hersenen zijn opgebouwd uit twee hersenhelften, met elk zijn specifieke functies. De meeste opdrachten vraagt echter een goede samenwerking van beide hersenhelften, wat resulteert in een goede motorische coördinatiepatronen. De lateralisatie en de keuze van de schrijfhand zijn belangrijk voor de ontwikkeling van tijd -en ruimtebeleving, die op hun beurt invloed hebben op het lezen en het schrijven.
  • Ordenen in de ruimte: om inzicht te krijgen in de ruimte, moet de ruimte eerst ‘beleefd’ worden. Door zintuiglijke indrukken en bewegingen moet de ruimte worden begrepen, maar ook moet de ruimte geconstrueerd worden. Concreet oefenen we hier het inzicht in het tweedimensionale plan zoals het puzzelen, insteekmozaïek, vlakke constructies naleggen, raamfiguren. Bij alle oefeningen in ruimtelijk inzicht en oriëntatie in de ruimte moet het kind zoveel mogelijk verwoorden of zeggen wat het doet. Ruimtelijke begrippen zoals boven, onder, naast,… worden op een speelse manier ingeoefend.
  • Ordenen in de tijd: dit wil zeggen dat een kind inzicht moet leren krijgen in een volgorde en zich ervan bewust is dat de dingen zich op een bepaald tempo kunnen voordoen. Oefeningen hierop zijn bv ritmische oefeningen, stap- en klapoefeningen, bewegingsopdrachten na elkaar kunnen uitvoeren, twee activiteiten tegelijk kunnen uitvoeren, een afgelegde weg kunnen nastappen of natekenen,…
  • Tijdruimtelijk ordenen: hiermee bedoelen we driedimensionale constructies. We leren constructies stap voor stap nabouwen van een plan. Tijd en ruimte gaan samen namelijk wat moet ik eerst doen? En daarna? We gebruiken hiervoor speelgoed zoals duplo, lego, k’nex, mecano,… maar nog ander oefenmateriaal zijn voorhanden.
  • Getalbegrip en rekentaal: het kind leert geleidelijk aan abstract denken en kan de vroege rekenkundige begrippen als meer, minder, evenveel, tussen, voor, achter,… begrijpen. Indien het kind het hier nog moeilijk mee heeft, dan oefenen we deze op een speelse manier in.
  • Organisatie, werkplanning, aandacht en concentratie: oefenen van de taakspanning en het werkgeheugen, zelfstandig werken, de details in het geheel leren zien, de belangrijkste punten uit een tekst of opdracht halen,…
  • Faalangst, laag zelfbeeld: angst om aan iets te beginnen, vaak zeggen ‘ik kan dat niet’

 

De meeste kinderen ontwikkelen zich op een natuurlijke wijze, op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Door te bewegen en te spelen ontwikkelen hun zintuigen en motoriek. Bij sommige kinderen is er echter sprake van een vertraagde of afwijkende ontwikkeling